Ik heb een vrouw bemind, die best
een tweede Troje zou verdienen,
en die door drank en heroïne
onder mijn ogen werd verpest.
Tot ziekbed kromp het liefdesnest,
en ik zou zachtjes willen grienen,
omdat alleen dit clandestiene
sonnetje van ons tweeën rest.
Zo'n veertien regeltjes waarmee je
een tipje van de sluier licht,
wat zout om in de wond te wrijven.
Wat zijn dat toch voor waanideeën,
dat je, verdomd, in een gedicht
'de dingen van je af kunt schrijven'?
Jean Pierre Rawie