dinsdag 12 januari 2010

Redding

Eens, eens maar tradt ge op mijn eksterogen
Toen ge op de dansvloer zweefdet me voorbij.
Uw lieflijk sorry heeft me 't hart bewogen,
Mij vuilnisbelt der mensenmaatschappij.

Ik zag u na met blikken opgetogen,
Riep: 'Herrgottssakrament, hoe schoon is zij,'
En was u zeker achterna gevlogen,
Had niet een goede vriend, mijn razernij

Bijtijds bespeurend, met twee sterke handen
Mijn lenden als een octopus geknepen.
Ik heb ontroerd zijn forse vuist gegrepen,

Daar dankb're tranen in mijn ogen brandden,
En 'k grif bekende mijn belach'lijk zwak:
Geen gave boot vaart met een redd'loos wrak.

F. Bordewijk
uit: Sonnetten met Gemengde Gevoelens