woensdag 23 december 2009

Fluit, altviool en harp

Onder de allerlaatste werken die Claude Debussy componeerde bevindt zich een drietal composities die samen het begin vormen van een serie van zes kamermuzieksonates, geschreven voor verschillende instrumenten. Debussy kwam te overlijden voordat hij de serie afkreeg (zijn begrafenis vond plaats tijdens het bombardement van Parijs in de Eerste Wereldoorlog: de kogels vlogen langs de kist). Twee van de werken die al wel gereedgekomen waren schreef hij voor cello en viool, maar het derde werk week duidelijk af van de traditie en was bedoeld voor de zeer ongebruikelijke instrumentencombinatie van fluit, altviool en harp. Het opmerkelijke is dat tot op het moment dat de sonate in 1915 verscheen er nog geen enkel werk bestond voor deze instrumenten gezamenlijk, terwijl de relatief jonge harp (althans jong in de vorm zoals we hem nu kennen) toch ook alweer een eeuw oud was. Door het werk van Debussy raakte de muziekwereld echter ineens enthousiast over de klank die de combinatie kon voortbrengen en verschenen er ineens werken (onder andere van Milhaud) die de drie instrumenten doelbewust bij elkaar plaatsten. Het kwam allemaal niet enorm hard op gang - de meeste grote componisten deden er nog steeds niets mee en het grootste deel van het oeuvre ontstond pas in de tweede helft van de 20e eeuw - maar hoe dan ook vind ik het echt fascinerend dat dit soort ontdekkingen zo laat nog mogelijk was.

Debussy wist overigens niet goed het gevoel van zijn sonate aan te geven. Hij noemde het werk "vreselijk droevig" maar voegde tegelijkertijd toe dat hij niet wist of de muziek nu aanzette tot lachen of huilen. "Misschien allebei?"

Hier het magische eerste deel.