dinsdag 21 juli 2009

Der Zauberlehrling

Net als Shelleys Frankenstein ontstond ook Goethes Der Zauberlehrling uit een vriendschappelijk letterkundig wedijveren: in duel met Schiller schreef de Duitse halfgod in 1797 meerdere werken, waaronder de ballade over een tovenaarsleerling die met zijn magie de bezem en emmers betovert om de vloer schoon te krijgen. Goethe baseerde zich op de raamvertelling Philopseudes van Lucianus van Samosata, uit de 2e eeuw na Christus, en schreef een gedicht dat trouw aan dat verhaal bleef en twee regels bevatte die nu een populaire uitdrukking in de Duitse taal vormen voor wanneer je in een voor jezelf onbeheersbare situatie terecht bent gekomen: Die ich rief, die Geister, werd ich nun nicht los. De naam van de ballade werd zelfs die voor een computerfout: er wordt gesproken van Sorcerer's Apprentice mode wanneer receipts op e-mails van zichzelf weer nieuwe receipts doen zenden en een oneindige lus ontstaat van verzonden e-mails. Paul Dukas, Frans componist rond de eeuwwisseling van 1900, maakte op zijn beurt van Goethes ballade een symfonisch scherzo, waarover zowel het publiek als hij zo tevreden was dat hij het - in tegenstelling tot het grootste deel van zijn werk - nu eens niet verbrandde en dat uitgroeide tot het bekendste werk dat hij ooit schreef.

Hier de transcriptie voor twee piano's, van de hand van Dukas. (Vertalingen voor 1 piano probeerde ik ooit uit: onspeelbaar, welke je ook vindt.)