Toen Knaap mij de laatste maal knipte,
Was hij aangedaan onder zijn werk.
"Wat wordt u al grijs!" sprak hij somber,
"Ik vrees, u studeert te sterk."
En Jongmans, toen hij mij gistren
De maat voor een pantalon nam,
Keek van mijn magerheid zóó op,
Dat ik dacht, dat hem iets overkwam.
Vater Muller ontzei me zijn tafel.
Ze verliep anders heelemaal.
Mijn holle kaak deed de lui denken.
Het eten was bij hem zo schraal.
En mijn oppasser heeft zelfs den ploert al
Een goed woord voor een draagplaats verzocht,
Als soms mijnheers begraafnis
Te Leiden plaats hebben mocht.
Maar wie er ook zien en beweenen,
Dat ik zoo jong moet vergaan,
Niet hare grijsblauwe oogjes,
En die hebben 't mij juist gedaan.
Piet Paaltjens
Was hij aangedaan onder zijn werk.
"Wat wordt u al grijs!" sprak hij somber,
"Ik vrees, u studeert te sterk."
En Jongmans, toen hij mij gistren
De maat voor een pantalon nam,
Keek van mijn magerheid zóó op,
Dat ik dacht, dat hem iets overkwam.
Vater Muller ontzei me zijn tafel.
Ze verliep anders heelemaal.
Mijn holle kaak deed de lui denken.
Het eten was bij hem zo schraal.
En mijn oppasser heeft zelfs den ploert al
Een goed woord voor een draagplaats verzocht,
Als soms mijnheers begraafnis
Te Leiden plaats hebben mocht.
Maar wie er ook zien en beweenen,
Dat ik zoo jong moet vergaan,
Niet hare grijsblauwe oogjes,
En die hebben 't mij juist gedaan.
Piet Paaltjens