Vanaf vandaag lees ik, zoals de afgelopen jaren gebruik is geworden, tot Oud en Nieuw weer elke dag een hoofdstuk van De Avonden. Wat me dit jaar als eerste opviel: voorin staat 'Elke gelijkenis van figuren of voorvallen in dit verhaal met werkelijke personen of gebeurtenissen is toevallig'. Het is bekend van de kring rond Reve (inclusief zijn familie) dat dat bepaald niet het geval is geweest. Was hij bij zijn eerste boek nog niet de provocateur die hij zou worden? Hermans plaatst een dergelijke zin niet vooraan in Onder Professoren.
Veel mensen noemen De Avonden saai - maar het gaat juist óver de saaiheid. Duidelijk is bij de andere groep lezers dat het doordrenkt is met lolligheden, geschreven in plechtstatige taal. Het volgende is daar een mooi voorbeeld van.
'Zullen we nu wat eten?' vroeg zijn moeder, 'zal ik thee of koffie maken?' 'Het is mij gelijk,' zei zijn vader. 'Het is venijnig koud buiten,' ging ze voort, 'er waait een echte Middenwegwind.' 'Oostenwind, oostenwind, bedoel je,' zei Frits, 'gebruik geen benamingen, die voor buitenstaanders onbegrijpelijk zijn.' 'Wat willen jullie?' vroeg ze opnieuw, 'thee of koffie? Er is nog koffie trouwens.' 'Thee, geef maar thee,' zei Frits. 'Koffie,' zei zijn vader bijna op hetzelfde ogenblik. 'Ik zal maar koffie maken, goed Frits?' besloot ze, 'jij drinkt het wel mee, niet?' 'Geef mij maar koffie met heet water, zonder melk,' zei Frits. 'Nee,' zei ze, 'zwarte koffie geef ik niet.'
Inmiddels had ze de tafel gereedgemaakt en sneed brood. 'Wie lust een zure haring?' vroeg ze. 'Ik alsjeblieft niet,' zei Frits. 'Jij, vader?' vroeg ze. 'Och nee, ik heb er niet zoveel zin in,' antwoordde zijn vader. 'Ze liggen al drie dagen in de keuken op hun schotel,' zei Frits bij zichzelf, 'en ze zijn groen geworden. De gesneden ui is donker van kleur geworden.'
'Dan moet ik die vissen weer weggooien,' zei ze. 'Dan weer zeuren jullie, waarom ik nooit zure haring koop. Dan koop ik ze en dan blijven ze liggen en het eind is, dat ze in de asbak terechtkomen.'
'Nou, breng ze maar,' zei Frits. Ze gingen aan tafel. 'Het is eigenaardig om te zien,' zei zijn vader, 'hoe slecht die vis tegenwoordig wordt schoongemaakt.' 'Ja,' zei zijn moeder, 'ze weten, dat je ze koopt.' 'Heb je een fris mes?' vroeg Frits, toen hij zijn haring had stukgesneden en opgegeten, 'ik wou jam nemen.' 'Pak het zelf maar, een fris mes,' antwoordde ze. 'De dag is voor tweederde voorbij,' dacht hij, 'en ik heb voor de verdere middag een vieze smaak in de mond.'