dinsdag 26 januari 2010

Karikaturen van een impressionist

In zijn jeugd zat Claude Monet op school in Normandië, waar hij zich stierlijk verveelde en de hele tijd in de kantlijn van zijn boeken zat te tekenen. Het klaslokaal ervoer hij als een gevangenis. Uit escapisme bekwaamde hij zich met z'n gekrabbel in het tekenen van karikaturen van zijn docenten. Buiten school ging hij nog verder en zette bekende lokale notabelen (bankiers en heren met snuifdozen) neer als mannetjes met grote neuzen en kleine beentjes. Op z'n vijftiende was hij overal in Le Havre bekend als karikaturist. Het zakgeld was te weinig en tot grote ergernis van zijn ouders, die hem liever een serieus beroep zagen uitvoeren, begon hij zijn spotprenten te verkopen voor twintig franc per tekening. Binnen een maand verdubbelde zijn klantenkring. Niet lang daarna hingen zijn tekeningen ingelijst in etalages, waar mensen voor bleven staan en de beroemdheden herkenden. Een ex-zeeman en schilder, Eugène Boudin, herkende Monets talent, overtuigde hem om schilderles van hem te nemen en bracht hem tot het schilderen van landschappen. Toen Monet op zijn 19e plannen maakte om naar Parijs te vertrekken om de grote meesters te kunnen zien en ontmoeten, vroeg hij een beurs aan met zijn karikaturen als portfolio. Die werd afgewezen. Geen nood: met de opbrengst van de spotprenten had hij genoeg gespaard om hoe dan ook naar de hoofdstad te kunnen. In zijn eigen woorden had hij miljonair kunnen worden als hij die dingen was blijven doortekenen. Dat hij hoe dan ook steenrijk werd met al dat andere (en uiteraard veel betere) werk, tsja, dat kon-ie natuurlijk ook niet van tevoren weten.

(En met al dat geld kocht hij een huis met een grote tuin, met een Japans bruggetje en waterlelies. Vandaar.)