woensdag 15 juli 2009

Het treurige liefdesleven van Anton B.

Als ooit een componist duidelijk verschilde in hoe hij was met wat hij aan muzikale output leverde, dan was het wel Anton Bruckner. Waar de symfonieën groots en majestueus klinkende werken zijn was hun schrijver een onzeker, verlegen en simpel mens die zeer gevoelig was voor kritiek, bang was voor vuur en het in zijn leven altijd maar bleef proberen bij de vrouwen, maar altijd werd afgewezen.

Meisjes, dat waren het. Tot aan zijn dood legde hij het aan met (of eigenlijk: af tegen) vrouwen tussen de 15 en 20 jaar jong, liet vrienden informatie over hen vergaren zodat hij alles over hen te weten kwam, deed zijn object van verlangen vervolgens een huwelijksaanzoek en ging na de afwijzing daarvan verder met haar dochter. Niet elke vrouw mocht zich echter verheugen op de interesse van de componist: als je niet katholiek was ging het feest niet door. Dat katholiek zijn was tegelijkertijd de reden dat Bruckner überhaupt achter vrouwen aanzat: seks beschouwde hij als verwerpelijk en hij vond het een zonde ooit een keer in zijn leven een vrouw een zoen te hebben gegeven, maar hij zag het als een opdracht van God om zich te vermenigvuldigen en had dus wel degelijk een meisje nodig.

Maar zijn verschijning, zijn onhandigheid en zijn volle overgave tot zijn werk zouden het hem zijn leven lang onmogelijk maken dat ideaal te bereiken: in zijn altijd zwarte pak met te kort jasje en veel te wijde broek (opgetrokken tot de oksels) maakte hij een belachelijke indruk en zijn dwangneurosen en kuisheidsdrift stonden hem bij. Een meisje met parelketting stuurde hij bloednerveus weg aangezien zijn telziekte hem binnen een minuut zou gaan voorschrijven het aantal geregen parels op te nemen. Een vrouwelijke serveerster (die in die tijd geen onomstreden beroep uitoefende) die op verzoek van zijn vrienden bij hem op schoot ging zitten kreeg een 'Apage, Satana!' naar het hoofd geslingerd. En toen een niet heel mooie vrouw zich aandiende toen hij na een succesvolle tweede uitvoering van zijn Te Deum in een echt wilde bui had besloten elk vrouwelijk lid van het koor te zoenen, schreeuwde hij net iets te hard 'Nee, deze moet ik niet!'. Een katholiek gezin stichten was duidelijk niet wat hij bedoeld was te doen in deze wereld - begraven werd hij daarom niet met zijn familie, maar met zijn muziek bij God. Hij ligt in een eenzame kist, onder zijn orgel in de kerk van St. Florian.