zondag 7 juni 2009

Israël Kiek

'Kiekje' komt niet van 'kijkje', zoals ik lang dacht, maar van de heer Israël Kiek. In het begin van de 19e eeuw was hij onder andere slager, loterijcollectant en koopman, maar richtte daarna een sigarenwinkel op waar hij uiteindelijk portretfoto's ging maken. Snel gemaakt en vaak onscherp, van dronken studenten die nog even een fotootje wilden hebben in vreemde opstellingen. Hij werd midden in de nacht wakker gemaakt en was dan blijkbaar altijd nog bereid om een foto te maken. Drie foto's voor 1 gulden.

Een oud-student schreef in 1947: 'Om gefotografeerd te kunnen worden moest eerst Kiek door groot lawaai uit de slaap worden gewekt: bonzen op zijn deur en schreeuwen, vaak met onheuse uitdrukkingen en scheldwoorden. [...] Dan verscheen de grote man, op gebloemde pantoffels en gekleed in een sjamberloek en nam hij, al pruttelend en zachtjes terugscheldend, het gezelschap mee naar het plaatsje achter zijn huis. [...] Hij peilde de duisternis en deelde mee, hoeveel tellen de opname zou duren. Waren het honderd tellen, dan liet soms een grappenmaker zich kieken met twee hoofden: vijftig tellen het hoofd op de rechterschouder, vijftig tellen op de linker [...] Als Kiek soms, wegens het grote rumoer, niet kon beginnen, uitte hij de klassiek geworden wanhoopskreet: "Heren, heren, de kunst moet voortgang hebben." '

Wanneer het te druk werd haalde hij een ophaalbruggetje over de gracht omhoog, zodat mensen z'n werkplaats niet meer in konden.