Posts tonen met het label Schilderkunst. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Schilderkunst. Alle posts tonen

dinsdag 9 maart 2010

Koken met Henri

Naast alle tekeningen en schilderijen die hij van de Moulin Rouge in Parijs maakte was Henri de Toulouse-Lautrec ook verantwoordelijk voor de totstandkoming van een kookboek. Elke vrijdag had hij met zijn vrienden de meest decadente feestmalen, waar hij zelfbedachte of verzamelde recepten voor ze uitwerkte. Ze aten reigers en eekhoorns. Ook gebruikte hij een aalscholver aan een touwtje om mee te vissen. En hij bedacht zijn eigen flamboyante cocktails - de beroemdste: 'Aardbeving', met 4 delen absinth, 2 delen rode wijn en wat cognac. Opgepast.

Die recepten werden verzameld door zijn grote vriend en kunstbeheerder Maurice Joyant. Na Toulouse-Lautrecs dood werden ze in 1901 samen met schilderijen, anecdotes en tekeningen van de schilder door Joyant uitgebracht in een gelimiteerde editie. Een uitgebreidere versie daarvan, The Art of Cuisine, werd voorzien van door Toulouse-Lautrec ontworpen menukaarten. Wat er in staat is allemaal niet echt uit te voeren, maar interessant is het wel. Het komt zelfs tot ingrediënten die we in het Vaticaan moeten zoeken: 'Saint sur le grill'.

Toch waren er in zijn (steen-)rijke familie wel degelijk recepten die het overleefd hebben en ook nog eens uit te voeren zijn. Hier het bijzonder opmerkelijke voorbeeld van Steak á la Toulouse. Blijf kijken, ook al hou je niet van entrecôtes.

woensdag 3 februari 2010

Foto's van Van Gogh

Fjodor Buis maakte een serie foto's die verbeelden hoe Vincent van Gogh zou hebben kunnen fotograferen wanneer hij in een tijd met kleurenfilms had geleefd. Hij nam daartoe Van Goghs brieven door (die ik ook nog in de kast heb staan en nog steeds eens moet lezen) en bezocht plekken in Frankrijk waar Van Gogh leefde: Auvers-sur-Oise (waar dr. Gachet geschilderd werd, samen met de gele korenvelden), Arles (waar hij zijn oorlel afsneed en waar zijn beroemde slaapkamer en verlichte terras waren) en Saint-Rémy (waar hij zich in een inrichting liet opnemen en waar hij de sterrenhemel schilderde). Alleen in de inrichting kon Buis niet fotograferen, aangezien daar nog patiënten aanwezig waren. Hier de Van Gogh-foto's - mis ook op zijn site de portretten van Marten Toonder niet, in een dreigend Ierland.

dinsdag 26 januari 2010

Karikaturen van een impressionist

In zijn jeugd zat Claude Monet op school in Normandië, waar hij zich stierlijk verveelde en de hele tijd in de kantlijn van zijn boeken zat te tekenen. Het klaslokaal ervoer hij als een gevangenis. Uit escapisme bekwaamde hij zich met z'n gekrabbel in het tekenen van karikaturen van zijn docenten. Buiten school ging hij nog verder en zette bekende lokale notabelen (bankiers en heren met snuifdozen) neer als mannetjes met grote neuzen en kleine beentjes. Op z'n vijftiende was hij overal in Le Havre bekend als karikaturist. Het zakgeld was te weinig en tot grote ergernis van zijn ouders, die hem liever een serieus beroep zagen uitvoeren, begon hij zijn spotprenten te verkopen voor twintig franc per tekening. Binnen een maand verdubbelde zijn klantenkring. Niet lang daarna hingen zijn tekeningen ingelijst in etalages, waar mensen voor bleven staan en de beroemdheden herkenden. Een ex-zeeman en schilder, Eugène Boudin, herkende Monets talent, overtuigde hem om schilderles van hem te nemen en bracht hem tot het schilderen van landschappen. Toen Monet op zijn 19e plannen maakte om naar Parijs te vertrekken om de grote meesters te kunnen zien en ontmoeten, vroeg hij een beurs aan met zijn karikaturen als portfolio. Die werd afgewezen. Geen nood: met de opbrengst van de spotprenten had hij genoeg gespaard om hoe dan ook naar de hoofdstad te kunnen. In zijn eigen woorden had hij miljonair kunnen worden als hij die dingen was blijven doortekenen. Dat hij hoe dan ook steenrijk werd met al dat andere (en uiteraard veel betere) werk, tsja, dat kon-ie natuurlijk ook niet van tevoren weten.

(En met al dat geld kocht hij een huis met een grote tuin, met een Japans bruggetje en waterlelies. Vandaar.)

dinsdag 19 januari 2010

Destino

In 1945 startte de productie van een korte animatiefilm die een samenwerking was van Salvador Dalí (overigens de ontwerper van het logo van Chupa Chups-lolly's) met Walt Disney. Het project heette Destino en maakte onder andere van 22 door Dalí gemaakte schilderijen gebruik om het verhaal te vertellen van een ongelukkige liefde. Een stukje film van 18 seconden was gereedgekomen, maar de stekker werd uit het project getrokken: de studio's van Disney hadden het financieel niet goed gedaan tijdens de Tweede Wereldoorlog en men speelde toch liever op safe. Pas in 1999 pakte men de draad weer op: het uitermate cryptische storyboard werd ontcijferd met behulp van de dagboeken van Dalí's vrouw Gala Diakonova en als resultaat kwam een ongeveer 7 minuten durende animatie, waarin het 18 seconden durende archieffragment alsnog werd opgenomen. Prachtig stukje werk, volledig in de stijl van Dalí - en met name wat de danseres betreft toch ook overduidelijk in die van Disney.

Hier de animatie. Het 18-secondenstukje is dat met de twee reuzenschildpadden (op 5:21).

zondag 17 januari 2010

Edward Hopper

Vanmiddag konden we in de Kunsthal in Rotterdam nog net even de laatste (en hoe dan ook drukke) dag meemaken van de tentoonstelling Modern Life: Edward Hopper And His Time. Ik was enigszins gewaarschuwd: vrij weinig Hopper, meer tijdgenoten. Dat viel me eigenlijk nog wel mee (en die tijdgenoten waren, afgezien van een wat mij betreft spuuglelijk hoekje met regionalisten, eigenlijk ook nog wel aardig. Ook nog een leuk werk van Lyonel Feininger.) Eindelijk ook weer wat betere bordjes: vaak niet alleen info over artiest en ontstaansgeschiedenis van een schilderij, maar ook inzichten over compositie en kleurgebruik.

Hopper wordt vaak gezien als de belangrijkste vertegenwoordiger van Amerikaanse (schilder-)kunst in de twintigste eeuw. Zijn stijl veranderde voor het grootste deel van zijn leven nauwelijks. Centraal stond het isolement van het individu: lege, uitgestorven plekken met hoogstens een enkel mens, of juist plekken met meerdere personen die zich hoe dan ook niet met elkaar op lijken te houden. Het bekendst werd zijn 'Nighthawks', maar wat het Kunsthalbezoek voor mij de moeite waard maakte waren eigenlijk niet zijn olieverfschilderijen maar zijn etsen en litho's: hij maakte onder andere beelden van steden met een sterke licht-donkerwerking, zoals in Night Shadows, dat hierboven is afgebeeld. Dat soort afbeeldingen (en met name die van Hopper) vormde een sterke bron van inspiratie voor filmmakers als Wim Wenders (Der Himmel über Berlin), maar ook voor zo iemand als Alfred Hitchcock.

zondag 10 januari 2010

Schaatsers

De sneeuw en het ijs deden me denken aan Hendrick Avercamp, de schilder uit Kampen die op Bruegelachtige manier de standaard zette voor ijsgezichten: grote taferelen met veel mannetjes op de schaats, op hun gat of in het wak. Avercamp kon niet praten en waarschijnlijk ook niets horen, en schilderde in z'n eigen wereldje (waarschijnlijk gewoon in z'n atelier in plaats van aan de kant van de dichtgevroren rivier) talloze situaties met vaak veel ondeugende details: er zit altijd wel iemand op het ijs te poepen, stelletjes hebben stiekeme dingen te doen en je kunt ook altijd zoeken naar iemand van wie je gewoon de blote billen ziet (en dat nog wel met temperaturen van tijdens de Kleine IJstijd).

Ik zal de posters gemist hebben, want ik kwam er nu achter dat je al sinds afgelopen november naar een overzichtstentoonstelling van hem in het Rijksmuseum kunt. Mochten de sneeuwkrakende spoorwegen tegenwerken, dan liggen natuurlijk de plassen ook niet voor niets dicht: gewoon dus even Emile Waldteufels Schaatswals (waarschijnlijk herkenbaar vanaf 1:00) op je mp3-speler zetten en dan vrij en zorgeloos het ijs op.

dinsdag 5 januari 2010

Van Leeuwenhoek en Vermeer

Een hardnekkig verhaal in de geschiedenis waarover blijkbaar maar geen duidelijkheid verkregen kan worden is dat van de vermoede vriendschap tussen Johannes Vermeer en de natuurwetenschapper Antoni van Leeuwenhoek. Bekend is in ieder geval dat Van Leeuwenhoek een paar dagen na Vermeer gedoopt werd en dat door hem tevens het nalatenschap van de schilder, die in 1675 overleed, beheerd zou zijn. Hoewel dat laatste me toch een goede aanwijzing lijkt dat de twee elkaar wat beter hebben gekend wordt het verhaal door de deskundigen toch als twijfelachtig beschouwd. Maar goed, om met Johan Cruijff te spreken: ik ben geen historici.

Dat het verhaal zo hardnekkig is zou onder andere komen door de vermoede gelijkenis van de afgebeelde persoon op Vermeers 'De Astronoom' en 'De Geograaf' met het portret van Van Leeuwenhoek op latere leeftijd, door Jan Verkolje. Daarbij komt tevens het verhaal dat Vermeer een camera obscura zou hebben gebruikt voor het maken van zijn schilderijen en dat Van Leeuwenhoek hiervoor de lenzen zou hebben geleverd. Allemaal keihard te maken valt dit soort dingen niet, maar nu vond ik wel een publicatie uit 2006 waarin een brief van Van Leeuwenhoek uit 1685, opgestuurd door zijn dochter aan de Royal Society in Londen, vertaald is in modern Engels. Van Leeuwenhoek beschrijft hierin zijn herinneringen aan Vermeer. Hij meldt onder andere dat hij zich een aantal keer verkleed zou hebben om te poseren en dat ze samen door microscooplenzen zouden hebben gekeken en bacteriën en rode bloedcellen zouden hebben gezien. Beide personen ervaren op hun eigen manier een heiligheid door wat ze zien en Vermeer spoort Van Leeuwenhoek aan in gewone-mensentaal op te schrijven en te tekenen wat hij ziet. Van Leeuwenhoek twijfelt aan zijn talent om dit te doen. Vermeer geeft hem tekenlessen.

Hier de brief. Zonder er nu grote historische waarde aan te willen toekennen, stel dat dit allemaal klopt: hoe mooi zou een micro-organisme er uit hebben kunnen zien wanneer het in plaats van door Van Leeuwenhoek getekend door de 'Sfinx van Delft' zou zijn geschilderd?

vrijdag 25 december 2009

De Europese Toren van Babel

Onder de gebouwen van het Europese Parlement in Straatsburg bevindt zich een 60 meter hoge toren die een treffende moderne gelijkenis vertoont met de Toren van Babel, althans zoals die door Pieter Bruegel de Oude in 1563 werd geschilderd. Die verklaring voor de vorm van de toren zou niet de juiste zijn: zowel de EU-toren als die van Bruegel zouden geïnspireerd zijn door het Colosseum. Toch wil ik dan opmerken: maar dan wel door een kapotgegaan Colosseum, dus daar wordt het ontwerp van het parlementsgebouw niet optimistischer van insteek van dan wanneer het gebaseerd zou zijn op de Bijbelse toren. Als je de gevolgen van een Babelvloek zou willen aanwijzen kan dat overigens prima: er heeft zich al meerdere malen een serieuze constructiefout of onhandigheid in ontwerp aangediend. Zo stortte er vorig jaar op mijn verjaardag een deel van het plafond van de plenaire vergaderzaal in en heeft het gebouw tevens een erg verwarrende interne structuur: bruggen over schachten leiden niet naar het zelfde niveau zodat het lastig is te voorspellen waar je uitkomt. Liften zijn notoir onbetrouwbaar, waardoor mensen liever meerdere verdiepingen met de trap gaan in plaats van te riskeren vast te komen zitten.

Niemand is perfect, grappig is het wel. Andere symboliek van het gebouw zou overigens te vinden zijn in het feit dat de oriëntatie van de toren richting het oosten is: tijdens de constructie was nog geen Oost-Europees land tot de Europese Unie toegetreden. Goed, dat deel van de al dan niet Bijbelse wens tot vereniging is dan in ieder geval uitgekomen.

donderdag 24 december 2009

Slaolie

Dan gaan we het nu eens gezellig hebben over kunst voor de industrie. De Nederlandse Oliefabriek werd in 1883 opgericht in Delft en in 1897 zou dat bedrijf fuseren met de fabriek van de Franse gebroeders Calvé, tot de pindakaasreus die we nu onder die naam kennen. Een beroemde reclameposter voor een ander product van de vroege Oliefabriek, Delftsche Slaolie, verscheen in 1894, toen men Jan Toorop (vader van Charley over wie ik eerder schreef) had verzocht een ontwerp te maken (bovenste afbeelding). Dat werd het beroemdste voorbeeld van Jugendstil in Nederland, die dan ook onder de naam 'Slaoliestijl' bekend werd. Let op de verzameling pinda's in het vlak linksboven en de bak sla waar de vrouw onderaan mee bezig is.

Alles goed en wel, maar nu kwam ik er bij de Van Doesburg-tentoonstelling achter dat ook mede-Stijloprichter Bart van der Leck in 1919 de reclameposter voor Calvé mocht maken. Hij was echter minder succesvol: het liep voor hem zo af dat zijn affiche niet werd gepubliceerd. Hoe dan ook moet je de Oliefabriek/Calvé nageven dat ze het achteraf gezien leuk bekeken hebben met de mensen die ze voor hun ontwerpen in dienst namen: het zijn toch twee grote namen meer dan het gemiddelde andere bedrijf. Niet elitair doen: ik ken Van der Leck ook pas sinds dit jaar, maar dat doet niets af aan zijn bekendheid binnen de kunstwereld.

Kunnen we niet ergens een tentoonstelling maken waarin we laten zien hoe artistiek andere bedrijven waren in dezelfde tijd? Dan maken we gewoon een verzameling van reclameplaten van Calvé, Droste, De Ruyter, Betuwejam en Douwe Egberts. Subsidie is niet nodig: de gehele expositie zal immers worden gesponsord door Calvé, Droste, De Ruyter, Betuwejam en Douwe Egberts. Met bij entree een gratis kopje koffie of chocolademelk. Of slaolie, natuurlijk.

maandag 21 december 2009

Van Doesburg en de Internationale Avant-Garde

Twee keer vandaag iets over Van Doesburg. Een tijdje terug bezochten we museum de Lakenhal, waar de tentoonstelling 'Van Doesburg en de Internationale Avant-Garde' liep, in samenwerking met Tate Modern in Londen. Nog tot 3 januari te zien, dus loop er nog even binnen als je de kans hebt: een mooi overzicht met veel werk uit Van Doesburgs kunstleven, samen met dat van zijn bevriende en waarschijnlijk daarna minder bevriende kunstenaars (hij maakte volgens mij wel echt héél vaak ruzie, en over belangwekkende zaken: zoals met Mondriaan over de diagonaal).

Waar we echter opnieuw tegenaan liepen was dat je van dit soort exposities weliswaar in grote lijnen leert wat er geprobeerd is, maar dat als je onvoldoende voorkennis hebt het per werk, of zelfs in groepen werken, nooit echt helemaal duidelijk wordt wat er achter schuilt of wat het effect zou moeten zijn. Van Doesburg zocht in het begin, leerden we, onder andere naar een synthese van architectuur en beeldende kunst, maar hoe wordt dat duidelijk en wat bedoelde hij met z'n verder gevorderde werken?

Gelukkig was er nog wel iets dat zich oneerbiedig aandiende: wees het er mee oneens, maar wat ons betreft werkte zijn werk eigenlijk nog het beste op de achtergrond. Een voorbeeld daarvan was Van Doesburgs inrichting voor de dancing / filmzaal in de Aubette in Straatsburg - die overigens destijds door een behoudend publiek werd afgekraakt en direct werd opgeleukt met kunstbloemen en sfeerlampjes.

maandag 30 november 2009

American Gothic / God Bless America

Ik was in Chicago en zag daar dat twee mensen van een schilderij waren weggelopen, hun koffer hadden gepakt en op de Magnificent Mile waren gaan staan. Van waar ik nu achter ben misschien wel het beroemdste Amerikaanse schilderij ooit kon ik niet eens de naam noemen en ook niet van de schilder, maar de beeldversie heette God Bless America en was vervaardigd door J. Seward Johnson jr., die meer beschilderde bronzen beelden maakte, voornamelijk voor in de openbare ruimte.

Het schilderij hangt ook in Chicago en het is (even opzoeken) van Grant Wood. De titel is American Gothic, naar het gotische raampje in het huis op de achtergrond. Misschien is het feit dat daar nu een wolkenkrabber staat juist wel de reden dat voor het beeld de titel veranderd werd. De man is gemodelleerd naar Woods tandarts, de vrouw naar z'n zus. Blijkbaar dus een waar cultuuricoon en veelvuldig geparodieerd: het schilderij veroorzaakte zelfs nog echte rellen bij expositie in 1930, toen inwoners van het dorpje in Iowa, waar het geschilderde huis staat, zich beledigd voelden zo te worden neergezet. Wood liet daarop weten dat het een karikatuur van Amerikanen was en niet van mensen uit Iowa, om hun pijn wat te verzachten (en zich zo de woede van juist heel de VS op de hals te halen, lijkt me, maar goed).

Dit soort beelden blijft hoe dan ook uitkijken, vrees ik: ik zag bij de kantoorboekhandel al kitschbeeldjes van Klimt (hier, hier en hier). 't Is leuk, maar ach. Aan de andere kant (vergeef me de woordspeling): misschien ligt er nog wel een te verkennen veld in de kunst voor een schilder die z'n richting nog moet vinden. De achterkant van schilderijen.

(En wie in dat geval met de achterkant van een Mondriaan komt aanzetten, mag dan uiteraard niet meer meedoen, hè.)

dinsdag 8 september 2009

Rythme Coloré

Ik heb niet het idee dat een schilderij of een beeldhouwwerk me ooit op dezelfde manier zal kunnen raken zoals een muziekstuk of een film dat kan doen. Hoewel er echt wel manieren bestaan om de eerste twee vormen van kunst te karakteriseren met 'dynamisch' praat ik er voor het gemak toch maar zo over dat ze dat níet zijn en dat het meevoeren in de tijd van muziek en film er voor zorgt dat je uiteindelijk veel meer ontroerd raakt (nou goed, ik dan in elk geval).

Léopold Survage, een Russisch abstract schilder, die zich in Parijs vestigde en exposeerde samen met de Kubisten in 1913 en 1914, schreef vergelijkbare woorden in zijn betoog "Le Rythme Coloré". De vorm en kleur van een (in zijn geval geschilderd) object waren volgens hem alleen in staat om een verwarde sensatie teweeg te brengen: voor een duidelijk gevoel was een ritme nodig. Wat geluid was voor muzikaal ritme, zo moesten zijn schilderijen gaan zijn voor zijn 'kleurenritme'. Vormen moesten veranderen en kleuren moesten verschieten. Met de opkomst van de film wilde hij een 3 minuten durende manifestatie van kleurenritme maken die bestond uit zijn abstracte schilderijen. Hij besefte dat hij daar zo'n 2000 schilderijen voor nodig zou hebben en maakte er al een paar honderd (die tijdens de Eerste Wereldoorlog verspreid raakten), maar nam aan dat animators met gezond verstand en met enkele instructies de tussenstukjes wel konden invullen. Hij stelde zich voor dat de schilderijen dan daarna door een camera gehaald konden worden die een lens met drie kleuren had.

En dat kun je dan dus heel goed een 'tekenfilm' noemen. Maar ik zeg: nee jongens, dat is tóch niet helemaal hetzelfde.

vrijdag 31 juli 2009

Lyonel Feininger

In Berlijn zag ik ook de Bauhaustentoonstelling die op dit moment in de Martin Gropius Bau te zien is. Die was zo groot dat het de grootste was die ooit is gehouden. Alle hoogtepunten moeten daarom wel zo'n beetje aan bod zijn gekomen en ik ontdekte er zelfs nog een artiest wiens werk ik redelijk snel kon waarderen: Lyonel Feininger. Geboren in Amerika, vrij snel geëmigreerd naar Duitsland en in het begin van zijn leven vooral werkzaam als karikaturist. Na 20 jaar in die branche te hebben gewerkt verder gegaan als schilder, en als maker van houtsnijwerken. Hij ontwierp onder andere een houtsnede die op de voorkant van het Bauhausmanifest zou pronken: een kathedraal waarop drie stralen (voor beeldhouwkunst, schilderkunst en architectuur) samenkomen. Na verloop van tijd was het echter ook voor hem zo ver: zijn kunst werd door de NSDAP als 'ontaard' gezien en aangezien zijn vrouw half-Joods was vertrok ook hij weer naar Amerika. Opvallend was de grote verscheidenheid van stijlen waarin hij werkte: met name zijn kubistische schilderijen vielen me op. Hier zijn er nog meer van te vinden.

zaterdag 11 juli 2009

Chuck Close

De Amerikaan Chuck Close maakt reusachtige schilderijen (en de laatste tijd ook geweven wandkleden), meestal op basis van foto's. Hij gebruikt altijd het concept van een grid waarbij net als op een computerscherm met pixels elk punt apart wordt ingekleurd. Dat gebeurt bij de schilderijen meestal door elk vakje in te vullen met concentrische ringen van verschillende kleuren: wanneer je er verder vandaan gaat staan maakt je oog daar 1 kleurwaarde van en wordt het een geheel. Zijn werk dat als eerste hiermee werd gemaakt was de zwart-witafbeelding Big Self Portrait (hierboven getoond, 2.73 x 2.12 m) dat blijkbaar zo'n hoge resolutie heeft dat individuele puntjes niet zichtbaar zijn wanneer het wordt afgedrukt in een boek. Het duurt dus inderdaad maanden voordat een dergelijk werk af is.

Bijzonder in zijn leven was waar hij aan refereert als The Event. Op 7 december 1988 voelde hij voorafgaand aan een door hem te geven lezing een hevige pijn in zijn borst. Na de lezing is hij in alle haast naar het ziekenhuis gegaan, waar een zeldzame afwijking van zijn ruggenmergslagader werd opgemerkt. Het resultaat was dat hij kort daarna in een rolstoel terecht kwam vanwege zeer beperkt functioneren van zijn armen en benen. Hij ging echter wel door met werken, zij het dat hij nu door een assistent terzijde wordt gestaan. Het materiaal werd ook anders: hij gebruikt nu ook stukjes vreemdgevormd papier en snippers met vingerafdrukken in inkt.

Picasso en de Mona Lisa

Tussen 20 en 24 augustus 1911 werd de Mona Lisa gestolen uit het Louvre, waar het destijds nog zonder alle beveiliging met vier eenvoudige metalen schroeven aan de muur hing. De lege lijst werd gevonden achter de verwarming. Stelen ging destijds een stuk makkelijker: vier jaar eerder werd al een aantal Spaanse beelden uit het museum ontvreemd, die gewoon onder de kleding verstopt waren en wat nog door geen camera gezien kon worden. Een aantal van deze beelden werd na de Mona Lisa-diefstal op twee opeenvolgende dagen geretourneerd, door ze af te geven bij de lokale krant.

Het spoor leidde de rechercheurs naar wat de Bande de Picasso werd genoemd, een groep kunstenaars onder supervisie van de Spaanse schilder en zijn compagnon, de dichter Guillaume Apollinaire. Niets moesten ze hebben van musea: die 'verlamden de verbeelding' alleen maar en lieten geen ruimte om een eigen creatieve taal te ontwikkelen. Precies om de reden dat ze verdacht werden van de beeldenroof (en niet geheel onterecht: Picasso kocht eerder twee van de gestolen beelden en hield ze thuis achterin een kast verborgen) moesten ze ook maar opdraaien voor de raadselachtige verdwijning van Leonardo's schilderij. Apollinaire werd als eerste opgepakt, bracht twee dagen in de gevangenis door en verwees toen naar Picasso, die opgetrommeld werd en in een intimiderend roodgestippeld polka-overhemd met bijpassend vloekende zijden stropdas voor de rechter verscheen. In niets liet hij blijken dat hij Apollinaire zou kennen en hij werd vrijgesproken - terwijl hij een paar dagen daarvoor nog met zijn vriend langs de Seine had gelopen om een met beelden volgeladen koffer in de rivier te gooien. Uit angst hadden ze het niet gedurfd en had Picasso besloten de beelden naar de Paris-Journal te brengen. Apollinaire gaf alsnog het kopen van gestolen goederen toe en erkende het ondertekenen van een manifest dat het afbranden van het Louvre bepleitte.

27 Maanden na de diefstal werd Vincenzo Peruggia, een Italiaan die had gemeend dat de Mona Lisa in zijn vaderland thuishoorde en zich verstopt had in het museum, opgepakt toen hij het schilderij aan het Uffizi in Florence wilde verkopen. Een van de 4 mensen die tien maanden voor de diefstal waren aangewezen om grote meesterwerken in het Franse museum achter een glasplaat te plaatsen.

zondag 21 juni 2009

Golconde

Die naar mijn smaak erg fraaie reclame van RVS met al die in de lucht aan hun paraplu zwevende bolhoedmannetjes en muziek gezongen door Bonnie Beecher werd geregisseerd door Koen Mortier, een Vlaming die zich liet inspireren door zijn surrealistische landgenoot: René Magritte. Diens schilderij Golconde beeldt een dergelijk tafereel uit met mannetjes die vaak als zelfportretten van de artiest worden gezien. Geen van de bolhoeden (Frans: chapeau melon) draagt overigens een paraplu zoals in de commercial het geval is.

Wat het schilderij moet voorstellen of uitbeelden moet Magritte onduidelijk hebben gehouden, zoals hij bij veel van zijn schilderijen deed: "Ik schilder zichtbare beelden die niets verbergen. Ze roepen mysterie op en wanneer je een van mijn schilderijen ziet stel je jezelf dan ook slechts een eenvoudige vraag: 'wat betekent dat?'. Het betekent niets, omdat mysterie ook niets betekent; het is onkenbaar." Dat de naam refereert aan een Indiase stad die beroemd is geworden vanwege haar diamantindustrie maakt een en ander ook al niet veel duidelijker. Ik vind overigens over het algemeen de interpretatie terug die erop wijst dat het in het schilderij mannetjes zou regenen. Zelf komt het wat statischer op me over, maar daar zou de reclamespot prima verantwoordelijk voor kunnen zijn.

dinsdag 16 juni 2009

Mondriaans rug

Toen Theo van Doesburg, initiator van de kunstbeweging De Stijl, tegen de eerdere opvattingen in met de kleur groen en met diagonale lijnen ging experimenteren, verloor hij de sympathie van zijn collega Piet Mondriaan. Die diagonaal ging regelrecht in tegen zijn neoplasticisme, en groen, dat was een troebele kleur waar hij niets mee zou hebben kunnen beginnen.

In de jaren '80 liet De Nederlandsche Bank een nieuwe serie bankbiljetten ontwerpen. Rob Schröder, grafisch kunstenaar en later VPRO-documentairemaker, ontwierp een serie waarin ook Mondriaans onafgemaakte 'Victory Boogie Woogie' werd opgenomen. Op de voorkant van het betreffende biljet kwam een portret van Mondriaan met op de achtergrond 'Compositie met rood, blauw en groen' - waarvan het groen ontstaan zou zijn door verkleuring van goedkope verf, hoewel dat verhaal wat twijfelachtig is. Maar goed: het ontwerp was nog steeds bedoeld voor het briefje van 1000 gulden dat sowieso groen ging worden, dus ironisch zou het per definitie zijn geweest. De Bank kon er alleen niet om lachen - en keurde het voorstel af.

maandag 8 juni 2009

Branwell Brontë

De schrijfsters van Jane Eyre, Wuthering Heights en Agnes Grey hadden een broer die onbekend is gebleven: Branwell. Die schreef ook - maar voornamelijk als dichter: hij vertaalde op zeker punt in zijn leven Horatius. Aan de kunst kon hij zijn leven echter niet wijden en hij moest het rooien met baantjes bij de spoorwegen en als privé-docent. Bij beide werkzaamheden werd hem de deur gewezen: wegens incompetentie wat boekhouden betreft bij de ene en wegens het onderhouden van affaires met de moeder van de persoon die hij doceerde bij de andere. Hierdoor raakte hij aan de drank en de opiumtinctuur (hij óók al?) en kreeg, jawel hoor, deliriumaanvallen (die op zeker punt zo heftig moeten zijn geweest dat hij zijn eigen bed in brand stak).

Op zijn sterfbed moet hij hebben verzucht dat hij in zijn hele leven niets groots of geweldigs voor elkaar had gekregen. Over die gedichten kunnen we het misschien nog hebben, maar zijn schilderwerk houdt inderdaad niet over. Hij had dan ook een opleiding tot portretschilder gevolgd die zo beroerd was dat hem zelfs het mengen van verf niet goed was bijgebracht. Dat komt grappig naar voren in het schilderij van zijn hand dat hierboven is afgebeeld. Van links naar rechts: Anne, Emily en Charlotte Brontë. Tussen Emily en Charlotte - ik zag het zelf ook pas de tweede keer - schilderde Branwell zichzelf, maar hij verwijderde zijn afbeelding door er een laag verf overheen te schilderen. Zo slecht gemengd, dat het spook van de vergeten broer in de loop van de jaren steeds beter zichtbaar werd.

donderdag 30 april 2009

Henri de Toulouse-Lautrec

In zijn jeugd brak deze adellijke graficus en schilder allebei zijn benen op de stomst mogelijke manier: het ene door van een lage stoel te vallen en het andere door in een ondiepe greppel terecht te komen. Het was het resultaat van het feit dat hij aan een ziekte leed die zijn botten buitengewoon broos maakte. Als gevolg hiervan groeiden na de twee valpartijen zijn benen niet meer zoals ze hadden moeten doen en zou hij voortaan als dwerg van iets meer dan 1m50 door het leven gaan.

De grootste inspiratiebron voor zijn werk was de Moulin Rouge in Montmartre. Die was net opgericht en Lautrec was er vanaf het begin bij geweest. In het geweld en de drukte van het cabaret en de dans (waarbij Offenbachs Can-Can en andere muziek door het orkest zo hard mogelijk, oorverdovend, werd gespeeld) had hij vaak maar een paar minuten om scènes vast te leggen, maar daar was hij dan ook een meester in. Hij was een wandelend karikatuur en zijn onderwerpen werden dat ook: vaak schetste hij tussendoor in een paar lijntjes een fantastisch spotprentje en werkte dat uit tot litho's of schilderijen.

Hij moet heel gevat zijn geweest. Een tweetal dames merkte een keer op dat een hond die bij de bar zat er bepaald niet mooi uitzag. De eigenaar van de hond, die de vrouwen niet van de status van zijn hond kon overtuigen, vroeg aan Lautrec: "Zegt u hen alstublieft dat een hond lelijk kan zijn en desondanks een stamboom kan hebben." Lautrec kwam van zijn hoge barkruk af en stelde zich voor aan de dames door een handje, zwart van de houtskool, naar hen uit te steken, met de woorden: "Vertel mij wat!".

Oud werd hij niet: net als Edgar Allen Poe kreeg hij een drankprobleem waarbij de absint hem deliria bezorgde. Op 36-jarige leeftijd stortte hij in en stierf hij een paar dagen later. Zijn vader, excentriek idioot, die de laatste jaren niets meer met hem te maken wilde hebben, moet hem op zijn sterfbed nog hebben bezocht en zou de laatste woorden hebben gekregen. "Ouwe gek."

zondag 12 april 2009

Verloren schilderijen

Bij Gustav Klimt is het me nu al een paar keer overkomen dat schilderijen die ik van hem ken onderdeel blijken te zijn van een groter schilderij of dat een bepaald schilderij gekoppeld blijkt aan een ander. Nu ook weer: ik wist dat er een schilderij van zijn hand bestond met Schubert en een met een lierspeelster. Niet dat die twee bij elkaar hoorden en al helemaal niet dat de tweede verloren is gegaan bij dezelfde brand.

Ze werden gemaakt in opdracht van Nikolaos Dumba, rijke Griek in Wenen. Klimt ontwierp naast het meubilair voor Dumba's muziekkamer aan de ene kant een impressionistisch 'Schubert aan de piano', in de behoudende stijl die door de Weners zo gewaardeerd werd, als verwijzing naar de gloriedagen van de laat klassieke, begin-Romantische periode, en aan de andere kant 'Muziek II' in een progressievere stijl die in eerste instantie flink wat rellen veroorzaakte. Het laatste werk geeft een beangstigender, dreigender weergave van muziek met beelden van Griekse mythologische wezens en een lierspeelster. Dit is een referentie aan Nietzsche, door wie Klimt sterk beïnvloed was. Muziek zou volgens de filosoof de bron zijn van de Griekse tragedieën en was de meest pure vorm van kunst, aangezien ze direct zou voortvloeien uit de diepste gevoelens.

De twee schilderijen werden verplaatst naar Schloss Immendorf, ergens anders in Oostenrijk, om ze te beschermen tegen de Tweede Wereldoorlog. In 1945 trok een SS-eenheid zich terug en blies de torens van het kasteel op (overigens misschien niet om direct de Klimtwerken te verwoesten: de Nazi's hadden eerder nog een van Klimts tentoonstellingen gesponsord en zagen zijn werk blijkbaar niet per se als entartete Kunst). De doeken gingen verloren in de brand en er bestaan slechts zwart-wit foto's van de originelen - kleurenreproducties berusten dus ergens nog op giswerk.