Posts tonen met het label Literatuur. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Literatuur. Alle posts tonen

zondag 5 december 2010

Bedboeken

Lezen in bed. Problematisch als je niet rechtop kunt zitten. Op de rug liggen: twee koude handen die moe worden. Op de zij: eindeloos heen en weer draaien. Maar nu dan, wat een oplossingen. Meervoudig zelfs.

Ik hoorde eerst van speciale bedboeken: boeken met alleen maar linker- of rechterpagina's (of steeds twee pagina's met precies dezelfde tekst). Twee keer zo dik als het origineel. Liggend op de zij lees je steeds maar 1 kant van het boek. Slechts voor een select aantal boeken gedaan. Maar het bestaat.

Daarna: een andere manier. Met de tekst 90 graden gedraaid zodat je steeds beide pagina's van boven naar benen kunt lezen en met de leeshand een pagina van boven naar beneden kunt omslaan. Hier voor veel klassiekers te bestellen (inc. Nieuwe Testament).

En na nog meer zoeken blijkt dat in 1984 iemand zelfs patent heeft aangevraagd voor een uitvinding om van al het gedoe af te zijn. Idee nr. 4.431.156 beschrijft 'a reading matter support for a reader reclining in bed, including a frame supporting an adjustably inclined, transparent panel upon which the reading material is placed for being read from therebelow'. Het lijkt door de omschrijving en de technische tekening heel wat. Maar hoe sla je nou de pagina's om zonder wellicht wéér die koude handen te krijgen?

woensdag 27 januari 2010

De Bibliotheek van Babel (4)

JA!

Hij is binnen! De digitale Bibliotheek van Babel stelde me in staat de tekst van een van de fantasmiljoen boeken die in de echte aanwezig zijn te downloaden en ik maakte er een pdf-je van, samen met een kaft. Met printing-on-demand (bijvoorbeeld hier) krijg je dan zo handig als dat tegenwoordig gaat gewoon je eigen boek ingebonden thuisgestuurd. Nu bezit ook ik een eigen exemplaar van het boek EDRGTSCRC OOEHB NRF FETOXCTQCESG AONY XXB MQXEMM. En ergens, ergens staat mijn naam, maar waar? Mijn eigen pdf gebruiken met de zoekfunctie? Te makkelijk! Nee hoor, dat wordt gewoon een pijnlijk lange zit op de bank en rustig, rustig lezen. Je zou immers de Waarheid eens missen.

Maar wacht eens: de Babelbibliotheek heeft ook een fonotheek! Er staan ontelbare CD's met alle mogelijke uitvoeringen van La Bohème van Puccini, ook die met zangers en dirigenten die nog geboren moeten worden. Alleen: die fonotheek is niet online en zo'n CD kan ik dus niet bestellen. Er zit daarom, vrees ik, niets anders op dan om zelf een computerprogramma te maken waarmee ik op putjesniveau een CD kan schrijven, en dan een willekeurige CD te branden. Als dan ergens op Beatle-wijze 'Paul is dead' te horen valt, noem ik het sterk. Waar lag mijn programmeerboek ook weer, of moet ik dat ook al digitaal uit Babel laten aanrukken?

maandag 25 januari 2010

The Big Sleep (2)

In navolging van wat ik laatst schreef over Raymond Chandler: ik kreeg dit weekend te horen dat er van zijn verhalen over hardboiled detective Philip Marlowe flink wat hoorspelen zijn gemaakt voor de radio, in de jaren '40 en '50. En die gemaakt door CBS zijn allemaal online te horen: op deze pagina staan alle 90 afleveringen van Adventures of Philip Marlowe. Even inkomen wat mij betreft: toch nog lastig te volgen. De tandpastareclame tussendoor helpt ook niet. Maar het kan, en gratis. Het kost niet eens Marlowes eigen tarief "25 dollars a day, plus expenses". Wat leven we toch weer in een heerlijke tijd.

woensdag 20 januari 2010

C. Auguste Dupin

Mijn boekenverzameling is echt niet zo gigantisch dat ik niet meer weet wat ik allemaal heb, maar gisteren kwam ik er toch achter dat ik iets wat ik al een tijdje graag wilde hebben al lang in de kast had staan. Het ging om de drie verhalen over C. Auguste Dupin, de detective van Edgar Allan Poe. Met nog wat andere kandidaten worden die gezien als het begin van het detectivegenre. Arthur Conan Doyle inspireerden ze tot Sherlock Holmes. In een bundel met korte verhalen van Poe vond ik ze bij toeval: The Murders in the Rue Morgue, The Mystery of Marie Rogêt en The Purloined Letter.

Dupin (die zich 'chevalier' mag noemen, de Franse ridderstitel - staat de C. daarvoor?) leeft in Parijs en verkiest de duisternis boven het daglicht: samen met de anonieme verteller (die bij Holmes teruggevonden kan worden als dr. Watson) leeft hij in een appartement waarvan de luiken gesloten zijn. Het woord detective wordt nergens genoemd: Dupin is eigenlijk meer een op eigen gelegenheid speurende gentleman met een verbazingwekkend deductievermogen. Daarnaast is hij buitengewoon in staat zich te verplaatsen in iemands gedachtenwereld. Hij voorspelt na een kwartier stilte precies waar zijn gesprekspartner aan denkt en voorziet probleemloos de emoties van zijn daders.

Gisteren las ik The Murders in the Rue Morgue, over de gruwelijke slachting (het blijft per slot van rekening Edgar Allan Poe) van een Parijse dame en haar dochter. Holmese gang van zaken: Dupin leest in de krant over het voorval, bezoekt met de anonieme verteller 1 keer het plaats van delict, plaatst op de terugweg een advertentie, keert terug naar zijn appartement, overhandigt een pistool aan zijn vriend en zegt dat ze niets anders hoeven te doen dan wachten totdat de dader aanbelt. En waar daarna elke speurder last van heeft gebeurt al gelijk weer hier: bij de politie krijgt hij niets te horen dan dat hij zich met z'n eigen zaken moet bemoeien. Ook aardig: voordat het verhaal begint wijdt Poe eerst een paar woorden aan de vraag wat intelligentie, analytisch inzicht en deductie nou precies zijn. Fascinerend om te zien hoe een genre wordt neergezet.

maandag 11 januari 2010

De Neurenbergkroniek

In 1493 schreef de Duitse arts, humanist, geschiedkundige en cartograaf (dat waren nog eens tijden, dat je dat allemaal naast elkaar kon doen) Hartmann Schedel een geschiedenis van de wereld zoals men die toen kende, op basis van verhalen uit de Bijbel. Naast grote stukken uit het Oude en Nieuwe Testament werden de klassieke oudheid en middeleeuwen beschreven (onder andere de historie van verschillende grote steden) en er werd besloten met gedachten over het Laatste Oordeel. Het lijvige boekwerk (ook nu nog als facsimile verschijnend in betonblok-edities van ruwweg 30 x 50 cm) werd vernoemd naar de plek waar het werd uitgegeven en zou bekend gaan staan als de Neurenbergkroniek. Interessant aan het boek is dat het een van de allereerste werken is die niet meer met de hand werden geschreven en tegelijkertijd een van de eerste waarin succesvol illustraties werden gedrukt. Hoewel Gutenbergs boekdrukkunst al wel beschikbaar was koos men er voor om de klus te klaren met houtgravures: een gigantisch karwei waarbij een daarvoor nog nooit nodig geacht aantal van 645 verschillende prenten de wereldgeschiedenis moest toelichten (en dan uiteindelijk ook nog eens in kleur). Aardig is ook dat het niet onmogelijk is dat een jonge Albrecht Dürer (van wie onderstaande afbeelding van een haas een bekend werk is) als leerling/snijhulpje heeft meegeholpen tijdens de fabricage van deze gravures.

Hier is de kroniek in z'n volledigheid in te zien.

zaterdag 9 januari 2010

De Bibliotheek van Babel (3)

Ik krijg veel enthousiaste reacties over dit onderwerp, dus nogmaals iets daarover. De bibliotheek van Babel valt niet fysiek te maken, digitaal kunnen we er meer inzicht in krijgen, maar misschien is het toch goed als er te praten valt over reducties.

In ieder geval twee mogelijkheden. De eerste kwam van de filosoof Willard Van Orman Quine: schrijf op een stuk papier op de ene kant een punt en op de andere kant een streepje. Lees nu in de gewenste willekeurige volgorde de ene en andere zijde van het papier, en elk boek uit de Babelbibliotheek komt in Morsecode aan je voorbij. Deze bibliotheek valt in een paar seconden te maken en neemt in tegenstelling tot de 'echte' bij lange na niet het universum in beslag.

Het tweede, weliswaar minder specifieke maar toch aardige alternatief hoorde ik een keer van een hoogleraar Engels: met alles dat in dit leven te leren valt zou je volgens hem vertrouwd kunnen raken door slechts drie boeken te lezen. Te weten: de Bijbel, het woordenboek en Oorlog en Vrede van Tolstoj. De verklaring die hij gaf: het lezen van de Bijbel leert je van Geloof, Hoop en Liefde, het lezen van het woordenboek leert je Geduld en uit Oorlog en Vrede volgt de Rest.

donderdag 7 januari 2010

De Bibliotheek van Babel (2)

Wanneer de Babelbibliotheek daadwerkelijk zou bestaan zouden de boeken de ruimte die het huidig bekende universum biedt ruimschoots overschrijden, laat staan dat je voldoende materiaal zou hebben ze te maken. Maar tegenwoordig leven we in een tijd met internet. En op internet, nou eh, op internet kan alles. Ik vond een site waar een dappere poging wordt gedaan alle boeken online te krijgen: met een druk op de knop draag ook jij bij aan de digitalisatie van de alwetendheid van de wereld. En wie wil dat nou niet, vraag ik je.

GO!

(Ik zocht ook even of er nog ergens toevallig 'DAVID' te lezen valt in de boeken die al in te zien zijn. Je kunt immers nooit weten. En hoewel de naam niet los staat blijkt dat inderdaad het geval: hij komt maar liefst twee keer voor, onder andere in het boek 'TPIYIYSMSN XNX IXSFXL ICATEFMANH TCTNM MQXEMM'. Grappig ook dat hoewel 'JORGE' en 'LVIS' meer dan genoeg te vinden zijn, dat nog niet geldt voor 'BORGES'. Nog even doorklikken dus.)

De Bibliotheek van Babel

Ooit vertelde iemand me het volgende.

Het aantal combinaties dat je kunt maken bij het schrijven van de putjes op een CD is weliswaar extreem groot, maar het is niet oneindig. Met andere woorden: er bestaat uiteindelijk maar een beperkt aantal verschillende CD's. Als je de tijd zou kunnen hebben om al die CD's te beluisteren zou alle muziek die ook maar in dit universum mogelijk is (goed, zij het binnen bepaalde frequentiegrenzen) aan je voorbijglijden. Klinkt benauwend, maar bedenk: uiteindelijk zou je ook stuiten op schitterende varianten van het Franse volkslied, ongekende jazz-improvisaties en nooit gehoorde (want nooit geschreven) aria's van Mozarts Don Giovanni. Onvoltooide symfonieën van Schubert en Mahler zouden eindelijk in hun geheel te beluisteren zijn.

De fantastische Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges had eerder deze gedachte in zijn korte verhaal 'De Bibliotheek van Babel'. Het universum van de verteller van dat verhaal en dat van zijn medemensen (de 'bibliothecarissen') is een reusachtige bibliotheek waarin elk boek evenveel pagina's, elke pagina evenveel regels en elke regel evenveel letters heeft (de komma, punt en de spatie zijn ook een letter). Aangezien een bibliothecaris op zeker moment tot het inzicht gekomen is dat door alle mogelijke combinaties te maken een exemplaar van elk denkbaar boek in de bibliotheek aanwezig is, gaat men naarstig op zoek naar de boeken waarin de Waarheid te vinden is. Nonsens is aan de orde van de dag - de meeste boeken zijn niets dan een letterbrij - en dus worden de boeken waarin wel iets van betekenis te vinden is (zoals blijkbaar een veelzeggend 'o tijd je piramides' op de eennalaatste bladzijde) gekoesterd. Weliswaar staat tegenover elk boek dat de waarheid verkondigt een astronomische hoeveelheid boeken die iets compleet anders beweren, maar er bestaan óók onvoorstelbaar veel varianten die van het waarheidsboek slechts een letter verschillen. En dus moet het ergens te vinden zijn: het boek met de geschiedenis en de verklaring voor alles. En ook het boek dat de catalogus van de bibliotheek vormt. En ook het boek waarin je toekomst tot in de kleinste details staat beschreven.

Briljant.

maandag 28 december 2009

Verlanglijstjes

Nooit te lang hierover doorgaan aangezien het eigenlijk alleen de liefhebber echt iets doet, maar toch nog iets over de Avonden.

Vandaag las Frits opnieuw een verlanglijstje dat hij als kind voor Sinterklaas maakte. Hij vroeg: 'Een proppenschieter; een ding om in de lucht te laten brommen, dat omhoog gaat; een echte zaag (geen kinderzaag); allerlei lekkers en een boek als dat van Frans, over de zwarte beren'.

Een paar jaar terug vond ik online een lijstje dat Reve zelf ooit maakte voor de Sint, samen met een verlanglijstje voor zijn verjaardag ('Het 10-jarig bestaan van ik'). Grappig om te zien hoe het Sintlijstje terugkomt in de wintervertelling: de zaag was blijkbaar ook door Frits erg gewenst, het geweer is een proppenschieter geworden, en ook het marsepeinen varkentje en het mooie boek zijn gebleven. Alleen de cactusstekjes en de vierkante zaklantaarn zijn veranderd in het bromding voor in de lucht ('Een bepaald speelgoed, een vierbladig blikken propellertje, dat men door bewegingen van twee vingers en de duim, van een spil kan laten opstijgen. Goed beschreven.').

Merkwaardige verjaardagswensen, althans de formulering ervan. Typisch Reve, maar toch. Welk kind vraagt er nou een 'feest waarop door mij 1 gast gevraagd mag worden'? En wat (doorgekrast) is een 'drukdoos'?

woensdag 23 december 2009

Vijf weken bij Dickens

In 1847 vond op een soiree in Londen de ontmoeting plaats tussen Charles Dickens en Hans Christian Andersen, die net zijn eerste sprookjes had geschreven na met serieuze verhalen zijn literaire start te hebben gemaakt. De vriendschap was vrijwel instantaan: Dickens was onder de indruk van De Kleine Zeemeermin en De Nieuwe Kleren van de Keizer, Andersen was dolblij dat hij kennis had kunnen maken met de schrijver van Oliver Twist en ze deelden nog heel wat levenservaringen ook. Het liep zo dat Dickens aan de Ander voorstelde dat hij de laatste nacht dat hij in Engeland was bij hem logeerde, waar de sprookjesschrijver met het grootste genoegen op inging. Toen in de periode daarna een langdurige briefwisseling plaatsvond en Dickens in de zomer van 1857 net een nieuw huis gekocht had in Rochester, werd de ontmoeting herhaald.

En dát samenzijn liep verkeerd af. Andersen was namelijk gewend een huisgast te zijn en bezat nooit een huis van zichzelf. Zijn bezoek aan de Engelse schrijver was gepland om veertien dagen te duren, maar hij ging maar niet weg en het liep uit op vijf onverdraaglijke weken voor huize Dickens. Hij sprak slecht Engels, stelde de hele tijd eisen, waaronder de twijfelachtige dat hij elke ochtend geschoren werd door een van de jongens uit de 10 (!) kinderen die het gezin telde (hij zou op zowel vrouwen als jongens zijn gevallen) en hij pikte subtiele hints van zijn gastheer door zijn sociale ongevoeligheid simpelweg niet op. Wat hem betrof bevond hij zich in het paradijs, zo dicht bij zijn geliefde schrijver. Dickens zelf had het echter heel druk en was nauwelijks thuis, waardoor Mrs. Dickens de Deen te verduren kreeg. Zij zou hem gaan omschrijven als 'the bony bore'.

En dan, de druppel. Nadat Andersen eindelijk was opgehoepeld publiceerde hij tegen de wens van de Engelse familie in ook nog een verslag van zijn verblijf, waarin hij zeer te spreken was over de vrouw des huizes. Pijnlijk en een bron van roddels, aangezien Dickens net gescheiden was. Dickens en Andersen zagen elkaar nooit meer. Brieven uit Denemarken werden vanuit Engeland beantwoord - als dat al überhaupt gebeurde - in ijskoude en zeer terughoudende bewoordingen.

dinsdag 22 december 2009

Kaas

Niet makkelijk te vinden op DVD - misschien omdat het een tv-film is - maar de moeite waard om te zien als je de kans hebt: de verfilming voor de NPS van Willem Elsschots briljante novelle Kaas, door Orlow Seunke. Met Josse de Pauw ideaal gecast als hoofdpersoon Frans Laarmans, die na zijn ontmoeting met meneer Van Schoonbeke de kans krijgt zijn saaie kantoorbaan bij de scheepstimmerwerven in te ruilen voor een bestaan als handelaar in volvette Edammer ("En dat marcheert altijd, want eten moeten de mensen toch").

Hij gaat vol goede moed van start en steekt ruimschoots energie in het inrichten van zijn kantoor en het bedenken van een geschikte bedrijfsnaam (uiteindelijk komt hij met het onwelluidende 'Gafpa': General Antwerp Feeding Products Association), maar blijkt over totaal geen zakeninstinct te beschikken en gedraagt zich overal veel te meegaand. Het kaasschip komt tot zinken en hij realiseert zich dat hij gelukkig is met wat hij heeft ("Brave, beste kinderen. Lieve, lieve vrouw.").

Misschien komt de stijl van Elsschot in de film net niet helemaal tot zijn recht (zo zijn er een paar speelse getekende animaties gemonteerd in de live action beelden en is er tegen het einde nota bene een bijna surrealistisch intermezzo), maar met de dialogen precies zo opgenomen zoals ze in het boek voorkomen werkt het alles bij elkaar wel heel goed. Als je 'm wilt zien en nergens kunt vinden: ik heb hem liggen, dus laat het me weten.

De Avonden 2009

"Twee elementen zijn het, die Van het Reve glansrijk hebben behoed voor een afglijden in grauwe alledaagsheid: zijn bevrijdende humor, die, van een zeer persoonlijk cachet, vooral op de lange baan werkzaam is (de eindeloos herhaalde gesprekken over kaalhoofdigheid b.v., maar er zouden fijnere voorbeelden te geven zijn), en de religieuze apotheose aan het slot, waar Frits van Egters, als niets dan meer helpen wil, God uitnodigt om met een zeker zakelijk en ironisch doorlicht erbarmen op zijn ouders neer te zien. Van dit zeldzaam navrante slot, dat de hele roman draagt, is geen denkbeeld te geven, men moet het gelezen hebben. Mét het slot van La Nausée van Jean-Paul Sartre en dat van A Glastonbury Romance van John Cowper Powys behoort het tot het aangrijpendste wat mij in de letteren ooit onder de ogen kwam." - Simon Vestdijk

Vanaf vandaag weer lezen, net als vorig jaar: elke dag een hoofdstuk uit De Avonden, tot en met Oud en Nieuw. Hoe dat combineert met Dostojevski's Misdaad en Straf zullen we moeten afwachten.

zaterdag 19 december 2009

Literaire ontmoetingen

Literatuurcriticus H.A. Gomperts en documentairemaker Hans Keller maakten in 1963 voor de AVRO de documentairereeks Literaire Ontmoetingen, waarin ze gerenommeerde schrijvers interviewden. Ik hoorde dat afgelopen oktober een set van twee DVD's verscheen met deze interviews: 6 uur zwart-wit-televisie met wat mij fantastisch materiaal lijkt, waarbij met name de cameravoering haar tijd ver vooruit moet zijn geweest. Het gaat om gesprekken met onder andere Willem Elsschot en Hugo Claus, maar ook met een jonge Gerard Reve en, wiens rollende r ik zelf nog nooit had gehoord, Simon Vestdijk! Dat moet ik dus snel in huis zien te krijgen. Op deze site is de DVD-set te bestellen, waar ook een filmpje te vinden is met fragmenten van de belangrijkste schrijvers.

(Ook op de DVD's te vinden is een destijds geschrapt interview met Remco Campert. Geschrapt, want wat wil je ook: die vlegel droeg op tv een gedicht voor waarin de zinsnede 'alles zoop en naaide' voorkwam. Nee, dat kan natuurlijk helemáál niet.)

maandag 14 december 2009

The Big Sleep

Ooit speelde ik op de PC een interactieve detectivefilm opnieuw en opnieuw en opnieuw. Langzaam ontdekte ik alle grote Private Eye-invloeden: Blade Runner, The Maltese Falcon en The Big Sleep waren de belangrijkste. In Chicago kocht ik het boek van de laatste, om iets te doen met de kennis dat schrijver Raymond Chandler geboren was in de stad waar ik rondliep. Onlangs kunnen lezen en direct daarna de film kunnen zien, met de geweldige Humphrey Bogart als de hardboiled gleufhoed-en-regenjas-detective Philip Marlowe.

Dat leek niet helemaal eerlijk aangezien ik de film al twee keer eerder zag. Toch gaf het niet, want al kon ik prima zeggen wie er aan het einde werd neergeknald, de plot van dit schoolvoorbeeld van de film noir ontging me volledig. 't Ligt blijkbaar niet helemaal aan mij: het boek levert van zichzelf al een complex verhaal over meerdere moorden in een chantagezaak rond de twee dochters van een rijk officier, maar de film bracht al helemaal het publiek in verwarring. Dat de chemie tussen Bogart en de speelster van de andere hoofdrol (Lauren Bacall) zo goed was zorgde er namelijk voor dat zij er in praktisch elke scène werd bijgeschreven, ook als het volstrekt onlogisch was dat ze in de betreffende situatie aanwezig was.

Maar geen nood: we kregen hierdoor immers de twee wel lekker vaak op het scherm en hun vinnige dialogen, ook al alomtegenwoordig in het boek ("Wittier, please, Marlowe, much wittier") maken alles goed. Met alleen de film te kijken had ik daarentegen naast de plot ook de prachtige eerste-persoonsopmerkingen van Marlowe gemist ("I woke up with a motorman's glove in my mouth") dus het lijkt dit keer eigenlijk, voor de verandering, eens werkelijk de moeite waard om het niet alleen bij boek of film te laten. Maar als je me vraagt wie de chauffeur vermoord heeft, dan weet ik dat nog steeds niet. Chandler zelf ook niet, trouwens. De filmmakers vroegen het hem nog.

zaterdag 28 november 2009

Der Zauberberg

Wat is er zo goed aan deze beroemde vertelling van Thomas Mann? Ik las een tijdje terug gedurende een paar weken de prachtige vertaling van Pé Hawinkels, maar ik kon op zeker punt oprecht niet meer bedenken hoe lang ik er al mee bezig was - misschien is het dus wel het briljante spel met de tijd: niemand (ook Mann niet) lijkt uiteindelijk meer enig besef te hebben van hoe lang de gang van zaken in het verhaal nou al voortduurt.

De middelmatige hoofdpersoon Hans Castorp bezoekt zijn neef Joachim Ziemszen in een sanatorium in Zwitserland en op de eerste pagina wordt aangegeven dat hij van plan is om daar 3 weken te blijven. Door alles schemert dan echter al door dat die termijn ruimschoots overschreden gaat worden - kijk alleen al eens naar de kleine 1000 pagina's die de roman telt. Er wordt een kleine longstoornis bij Castorp gevonden en het draait er op uit dat hij maanden en maanden van huis wegblijft. Maar wat is een maand, waarom de tijd bijhouden?

Mann baseerde zijn hoofdpersoon op zichzelf: hij bezocht ooit zijn vrouw in een vergelijkbaar kuuroord en ook hij kreeg na 3 weken het advies om nog langer te blijven. Hij weigerde. In de roman die uit zijn opgedane indrukken ontstond tekende hij prachtige karakters die zich in en om het sanatorium ophouden en drijft hij de spot met de Bildungsroman: Hans Castorp leert, ontdekt, denkt, maar groeit uit tot, tsja, wat? In een commentaar had Mann het erover dat je het boek eigenlijk twee keer moet lezen. Die aanbeveling moet, wanneer je eens een onduidelijke hoeveelheid tijd hebt, wat mij betreft inderdaad maar ter harte worden genomen.

zondag 13 september 2009

Uilenspiegel

De laatste dagen lees ik de avonturen van Tijl Uilenspiegel, zoals die zijn verzameld door Charles de Coster in de 19e eeuw. In de prachtige vervlaamsing door Richard Delbecq uit 1896, die me duidelijk maakt dat er veel meer avonturen van Tijl zijn dan ik dacht. Ook een ontdekking: verwoven met zijn levensverhaal is dat van de ijskoude Filips II, die tegelijkertijd met hem wordt geboren en een stuk minder plezier in z'n leven heeft. Uilenspiegelhumor: neem alles wat je zelf zegt en wat anderen tegen je zeggen zo letterlijk als maar kan en doe verongelijkt wanneer je daarop wordt aangesproken. Neem een passage en je vindt gegarandeerd een voorbeeld, zoals hier, waarin ook de herkomst van de uitdrukking 'anderhalve man en een paardenkop' duidelijk wordt.

"Op zekere morgen was Uilenspiegel alleen thuis. Hij verdroot zich geweldig en nam een schoen van zijn vader, om er een schuitje van te maken. De grote mast stond reeds vast in de zool en Uilenspiegel ging een gat snijden in 't overleer om de boegspriet te plaatsen, toen hij over 't halfdeurken het hoofd van een ruiter en de kop van een peerd zag. "Is hier niemand?" vroeg de ruiter. "Ja," antwoordde Uilenspiegel, "een mens, een halve mens en een paardekop." "Hoezo?" vroeg de ruiter. Uilenspiegel sprak: "Wel, ik zie hier een hele mens die ben ik; verder zie ik een halve mens, te weten uw hoofd en borst, en daarbij nog de kop van uw peerd." (...) Toen vroeg de man hem de weg. "Daar waar de eenden gaan," antwoordde Uilenspiegel. De ruiter ging heen, doch als Uilenspiegel bezig was met van Klaas' tweede schoen een galei te maken, kwam hij terug. "Gij hebt mij bedrogen," sprak hij; "daar waar de eenden zijn, is het modder en veengrond, waarin zij ploeteren." Uilenspiegel antwoordde: "Ik zei u niet van te rijden waar zij ploeteren, doch daar waar zij gaan." "Wijs mij tenminste de weg die naar Heist gaat," sprak toen de man. "In Vlaanderen," zei Uilenspiegel, "zijn 't de mensen die gaan, en de wegen blijven liggen."

(Aardig om te doen is ook: met YouTube muziek luisteren die past bij het boek dat je aan het lezen bent, vooraf of tijdens leespauzes.)

woensdag 22 juli 2009

De rol van Jack Kerouac

Op het moment lees ik On The Road van Jack Kerouac, een van de schrijvers die je noemt als je het over de Beat Generation hebt, die in de jaren '50-'60 van de vorige eeuw in Amerika zijn hoogtepunt had. 'Beat' was een term die door Kerouac voor het eerst gebruikt werd in de zin 'So I guess we're a beat generation' tegen een bevriend schrijver en sloeg op de levenswijze die nog door andere leden van de generatie specifieker zou worden uitgedrukt: met een naaktheid van de ziel die ontstaan is door de hardheid van het leven 'mystical detachment' te omarmen en te leven in een 'relaxation of social and sexual tensions'. In de goot zitten, maar omhoog kijken. Belangrijk in deze periode was de muziek die als 'bop' in de jazz was ontstaan, onder andere met Dizzy Gillespie. De spirituele kant van het alles was echter zeker niet onbelangrijk: Kerouac vond het met de zaken bergafwaarts gaan toen 'beatnik' zijn, zoals de leden schertsend werden betiteld, een excuus werd voor ordinair losbandig leven. Schrijven ging bij hem het beste wanneer hij in een geestelijke impuls terecht was gekomen door middel van steeds maar door te schrijven. Het autobiografische On The Road, waarin hij met zijn alter ego Sal Paradise de manier van leven illustreerde die Beat-eigen werd, typte hij dan ook aan een stuk door op 8 fikse vellen papier, die in een grote rol aan elkaar werden geplakt en bij elkaar glorieus doeltreffend The Scroll worden genoemd. Hoe dan ook duurde het met alle wijzigingen 9 jaar voordat het boek z'n daadwerkelijke versie kende, waarin het nu te lezen is. Compleet met alle pseudoniemen voor de andere Beaters, die over een tijdje aan de orde zullen komen.

maandag 20 juli 2009

Isaac Asimov

Op de dag van de eerste maanlanding een sciencefictionschrijver: met Robert Heinlein en Arthur C. Clarke vormde Isaac Asimov de Grote Drie. Als biochemicus deed hij niet veel, als schrijver des te meer: meer dan 500 boeken staan op zijn naam, op zowel fictie- als non-fictiegebied. Wanneer het niet een (kort) verhaal was wat hij schreef was het vaak een geschiedenis- of natuurwetenschapsboek. Zijn fictiewerk schreef hij in twee perioden en hij unificeerde het aan het einde van zijn leven door middel van een aantal overgangsverhalen (met wat foutjes hier en daar, maar daar valt de liefhebber niet over). Wat ik eerder van hem las betrof zijn latere periode, waarin robots een prominente rol spelen. Asimov was degene die het woord 'robotics' bedacht (hoewel hij dacht dat het etymologisch hetzelfde in elkaar zat als woorden als 'mechanics'), was de vader van wat het genre nu kent als een positronisch brein en schiep de drie wetten die in zijn wereld in elke robot geprogrammeerd zijn om chaos te voorkomen: nooit een mens iets aandoen, alles doen wat een mens zegt (tenzij dat in strijd is met regel 1) en altijd zorgen dat je zelf heel blijft (tenzij dat in strijd is met regel 1 en 2).

Zijn eerdere periode werd gevormd door de Foundationverhalen, waarvan ik het eerste deel vorige week in een ruk uitlas. Centraal staat hierin het idee van 'psychohistory', dat bij Asimov een wiskundige methode behelst om bij een zeer grote groep mensen te kunnen voorspellen hoe hij zich in de toekomst gaat gedragen, wanneer je aanneemt dat door de grootte van de groep het gemiddelde gedrag van een individu willekeurig is. Een psychogeschiedkundige voorspelt dat het gevestigde keizerrijk ten onder zal gaan en laat honderdduizend man naar een planeet aan de rand van de melkweg trekken om de kennis die er op dat moment is niet verloren te laten gaan. Een interessante opvolging van machtsspellen op de reserveplaneet volgt.

Snel de volgende twee Foundationdelen zien te vinden, en met de sciencefictionsmaak weer te pakken op de Deventer-boekenmarkt binnenkort opnieuw een poging wagen voor Arthur C. Clarke - al zal dat tussen alle vertaalde Stephen Kings niet meevallen. Verslag zal volgen.

donderdag 25 juni 2009

Moby Dick

Gisteren met veel plezier naar de verfilming voor tv van Moby Dick gekeken. Uit 1998, met Captain Ahab gespeeld door Patrick Stewart in zijn zoveelste charismatische rol, die hij met de vertrouwde overtuiging uitdroeg. De roman van Herman Melville is een van die boeken waarbij ik vaak genoeg in een laffe verdediging schiet wanneer iemand me vraagt of ik het gelezen heb. Iets in de trant van: 'Nee...maar ik wil het wél graag lezen!'.

Iemand die wel meerdere malen door het boek heen ging en die ik er vandaag over sprak gaf me de verzekering dat de meeste verfilmingen van dit verhaal het grootste deel niet kunnen weergeven. Ik hoorde inderdaad al eerder over grote stukken met spirituele thema's en over beruchte uitweidingen over walvissen in het algemeen. Dit was een mooie, onderhoudende weergave in ieder geval, en opnieuw heb ik het boek uit de kast getrokken voor de (vast veel mooiere) rest. En hoop ik andermaal dat dat lezen er deze keer nou eens van komt.

maandag 8 juni 2009

Branwell Brontë

De schrijfsters van Jane Eyre, Wuthering Heights en Agnes Grey hadden een broer die onbekend is gebleven: Branwell. Die schreef ook - maar voornamelijk als dichter: hij vertaalde op zeker punt in zijn leven Horatius. Aan de kunst kon hij zijn leven echter niet wijden en hij moest het rooien met baantjes bij de spoorwegen en als privé-docent. Bij beide werkzaamheden werd hem de deur gewezen: wegens incompetentie wat boekhouden betreft bij de ene en wegens het onderhouden van affaires met de moeder van de persoon die hij doceerde bij de andere. Hierdoor raakte hij aan de drank en de opiumtinctuur (hij óók al?) en kreeg, jawel hoor, deliriumaanvallen (die op zeker punt zo heftig moeten zijn geweest dat hij zijn eigen bed in brand stak).

Op zijn sterfbed moet hij hebben verzucht dat hij in zijn hele leven niets groots of geweldigs voor elkaar had gekregen. Over die gedichten kunnen we het misschien nog hebben, maar zijn schilderwerk houdt inderdaad niet over. Hij had dan ook een opleiding tot portretschilder gevolgd die zo beroerd was dat hem zelfs het mengen van verf niet goed was bijgebracht. Dat komt grappig naar voren in het schilderij van zijn hand dat hierboven is afgebeeld. Van links naar rechts: Anne, Emily en Charlotte Brontë. Tussen Emily en Charlotte - ik zag het zelf ook pas de tweede keer - schilderde Branwell zichzelf, maar hij verwijderde zijn afbeelding door er een laag verf overheen te schilderen. Zo slecht gemengd, dat het spook van de vergeten broer in de loop van de jaren steeds beter zichtbaar werd.