dinsdag 9 juni 2009

't Kofschip

Handig als ezelsbruggetje, maar bestaat er nou zoiets als een kofschip? We gaan toch niet zo maar met z'n allen een onzinwoord de hele tijd herhalen zonder dat er iemand een zinnig en betekenisvol alternatief zoekt, zoals fokschaap? De herkomst is in ieder geval te vinden in 'De Nederlandsche spelling onder beknopte regels gebragt' van dr. Lammert te Winkel, taalkundige uit de 19e eeuw. Bovenstaande geeft de regel weer waarin het wordt gemeld.

En jawel, het bestaat. Wikipedia geeft behulpzaam uitleg.

"Het meest typische kenmerk van de koffen is dat zij een geveegd onderwaterschip hadden, wat direct terug te voeren was op de kogge en ewers. Ook hadden zij meer zeeg. De kleinere kofschepen tot circa 12 meter, die op het binnenwater en op de wadden voeren, hadden wel degelijk zwaarden, omdat een kiel dieper stak en ook problemen gaf met droogvallen. De grote koffen tot circa 28 meter hadden een bezaansmast achter de roef."

Ik ga nú op zoek naar de dikke Van Dale met Nautische Termen.

Caccini's Ave Maria

Een paar jaar terug liet een vriend me de eerste akkoorden horen van een mooi Ave Maria. Het opmerkelijke kwam toen hij vertelde dat het van de hand van Giulio Caccini was, een componist uit de tweede helft van de 16e eeuw. Die moet veel invloed hebben gehad in hoe de opera zijn eerste vormen kreeg en ging er ook prat op dat hij het recitatief zou hebben uitgevonden. Het onwaarschijnlijke: dit waren nog net geen jazz-akkoorden, maar konden zo door Ravel in het begin van de 20e eeuw zijn neergezet!

Ik kwam er laatst achter: het is een fabeltje. De eigenlijke schrijver van dit stuk was Vladimir Vavilov, Russisch gitarist, luitspeler en componist, eind 20e eeuw. Die placht zijn stukken merkwaardig genoeg de hele tijd aan andere componisten toe te schrijven, zoals met 'Mazurka by Andrey Sychra' en 'Impromptu by Balakirev'. 'Ave Maria by Caccini' werd eerst niet zo genoemd door Vavilov, maar door handen van buitenaf werd de 16e eeuw erbij gehaald. En ben ik nu alleen maar nieuwsgierig naar wat Caccini dan wél geschreven zou hebben. Lijkt iets van hem er in de verste verte op?

Hier Ave Maria, uitgevoerd door Sumi Jo.

maandag 8 juni 2009

Branwell Brontë

De schrijfsters van Jane Eyre, Wuthering Heights en Agnes Grey hadden een broer die onbekend is gebleven: Branwell. Die schreef ook - maar voornamelijk als dichter: hij vertaalde op zeker punt in zijn leven Horatius. Aan de kunst kon hij zijn leven echter niet wijden en hij moest het rooien met baantjes bij de spoorwegen en als privé-docent. Bij beide werkzaamheden werd hem de deur gewezen: wegens incompetentie wat boekhouden betreft bij de ene en wegens het onderhouden van affaires met de moeder van de persoon die hij doceerde bij de andere. Hierdoor raakte hij aan de drank en de opiumtinctuur (hij óók al?) en kreeg, jawel hoor, deliriumaanvallen (die op zeker punt zo heftig moeten zijn geweest dat hij zijn eigen bed in brand stak).

Op zijn sterfbed moet hij hebben verzucht dat hij in zijn hele leven niets groots of geweldigs voor elkaar had gekregen. Over die gedichten kunnen we het misschien nog hebben, maar zijn schilderwerk houdt inderdaad niet over. Hij had dan ook een opleiding tot portretschilder gevolgd die zo beroerd was dat hem zelfs het mengen van verf niet goed was bijgebracht. Dat komt grappig naar voren in het schilderij van zijn hand dat hierboven is afgebeeld. Van links naar rechts: Anne, Emily en Charlotte Brontë. Tussen Emily en Charlotte - ik zag het zelf ook pas de tweede keer - schilderde Branwell zichzelf, maar hij verwijderde zijn afbeelding door er een laag verf overheen te schilderen. Zo slecht gemengd, dat het spook van de vergeten broer in de loop van de jaren steeds beter zichtbaar werd.

zondag 7 juni 2009

Israël Kiek

'Kiekje' komt niet van 'kijkje', zoals ik lang dacht, maar van de heer Israël Kiek. In het begin van de 19e eeuw was hij onder andere slager, loterijcollectant en koopman, maar richtte daarna een sigarenwinkel op waar hij uiteindelijk portretfoto's ging maken. Snel gemaakt en vaak onscherp, van dronken studenten die nog even een fotootje wilden hebben in vreemde opstellingen. Hij werd midden in de nacht wakker gemaakt en was dan blijkbaar altijd nog bereid om een foto te maken. Drie foto's voor 1 gulden.

Een oud-student schreef in 1947: 'Om gefotografeerd te kunnen worden moest eerst Kiek door groot lawaai uit de slaap worden gewekt: bonzen op zijn deur en schreeuwen, vaak met onheuse uitdrukkingen en scheldwoorden. [...] Dan verscheen de grote man, op gebloemde pantoffels en gekleed in een sjamberloek en nam hij, al pruttelend en zachtjes terugscheldend, het gezelschap mee naar het plaatsje achter zijn huis. [...] Hij peilde de duisternis en deelde mee, hoeveel tellen de opname zou duren. Waren het honderd tellen, dan liet soms een grappenmaker zich kieken met twee hoofden: vijftig tellen het hoofd op de rechterschouder, vijftig tellen op de linker [...] Als Kiek soms, wegens het grote rumoer, niet kon beginnen, uitte hij de klassiek geworden wanhoopskreet: "Heren, heren, de kunst moet voortgang hebben." '

Wanneer het te druk werd haalde hij een ophaalbruggetje over de gracht omhoog, zodat mensen z'n werkplaats niet meer in konden.

donderdag 4 juni 2009

Leo Belgicus

In het begin van de 17e eeuw ontstond bij de Oostenrijker Michael Aitsinger het idee voor een kaart van de Nederlanden in de vorm van een leeuw. Dat werd een populaire vorm die veel werd toegepast bij kaarten die gemaakt werden naar aanleiding van het Twaalfjarig Bestand, en later bij de Vrede van Münster. Het woord 'atlas' werd in vroeger tijden wat ruimer gebruikt dan nu en betekende een boek met niet alleen landkaarten, maar ook met historische afbeeldingen. De leeuwenkaarten ('Leo Belgicus' genaamd) kwamen veelvuldig hierin terug: bovenstaande is een beroemd voorbeeld van de hand van Claes Janszoon Visscher, een kaartenmaker en graficus die zich uiteindelijk vestigde in de Kalverstraat in Amsterdam en aan het hoofd zou komen te staan van een beroemde familie van kaartenmakers. Het zwaard dat in bloemen verdwijnt en de slapende oorlogsgod Mars rechtsonder geven het einde van een oorlogstijd aan.

woensdag 3 juni 2009

Persimfans

Toen Bernard Haitink voor het eerst de Matthäuspassion dirigeerde grapte Kamagurka in de NRC met 'Een goed orkest heeft geen dirigent nodig!' Sovjetmusici dachten er in de jaren '20 van de vorige eeuw ook zo over: de communist moest niets hebben van een muziekdictator en kon prima zonder. In het orkest Persimfans, waarvan de naam een afkorting was van 'Pervyi Simfonicheskii Ansambl' (Eerste Symfonisch Ensemble), werd daarom zonder dirigent gewerkt en zaten de leden zo opgesteld dat een ieder voldoende overzicht had over de rest.

Dat eerste ging uiteraard niet vlekkeloos: voor de werken met weinig tempowisselingen uit de barok en de klassieke periode ging een en ander prima, maar de Romantiek (waarin uitgerekend de Russische muziek nu eindelijk eens een keer van de grond was gekomen) en de moderne periode voorzagen in dermate dynamische werken dat het orkest vaak genoeg voor problemen kwam te staan. Eindeloze oefensessies waren het gevolg. Maar de beslissingen over tempo en dynamiek moesten toch uiteindelijk door iemand genomen worden; een kleine groep orkestleden vormde om die reden een comité dat deze taak op zich nam. Tijdens de uitvoeringen deed er altijd iemand van het orkest niet mee en zat in plaats daarvan op het balkon om naderhand feedback te kunnen leveren. Er kwamen ook regelmatig gasten die met Persimfans optraden, waaronder Sergej Prokofiev, die een verkapte directierol op zich konden nemen.

Het mocht uiteindelijk niet lang duren: in 1932 viel het orkest uit elkaar, wegens onenigheid en misschien toch ook teleurstellende inzichten. Ironisch genoeg was overigens door Lenin in 1918 de mogelijkheid van het samengaan van een socialistische democratie en een dictatorschap door een enkel persoon als mogelijk beschreven, uitgerekend in de bewoording dat dat alleen kon mits die dictator zich een 'mild leiderschap als dat van een dirigent over een orkest' aanwendde.

dinsdag 2 juni 2009

Lemniscaat

Vanavond zag ik voor de derde keer live Lemniscaat van Simeon ten Holt, die vooral veel naam maakte met Canto Ostinato, een werk voor twee of vier piano's. Door een aantrekkelijk thema in het midden van dat laatste stuk sloeg (en slaat) het bij veel mensen aan - Lemniscaat heeft dit effect in iets mindere mate, is ook qua opbouw iets anders, maar maakt gebruik van een zelfde muzikaal systeem: dat van het herhalen van een aantal maten ad libitum, totdat de uitvoerenden het geschikt vinden om naar de volgende set over te gaan. Langzaam schrijdt de muziek op deze manier voort en dat levert non-stop pianomuziek op die een paar uur kan duren - ook nu kon je weer merken dat buiten de zon langzaam onderging.

Wederom was de leider van het pianoviertal (het Bergen Kwartet) Robert Lambermont, die zijn eigen (soms kinetische) kunst koppelt aan de muziek van Ten Holt en een lange tentoonstelling heeft in het Zuiderzeemuseum. Dat ging de eerste twee keren dat ik hem dit stuk hoorde uitvoeren gepaard met improvisaties op bepaalde punten. Nog steeds niet duidelijk of dat vanavond nu weer gebeurde of niet. Hoe dan ook was het toch ook weer beter, meer beheerst, dan de eerste twee uitvoeringen. Dat ook het aanwezige publiek gedurende het ruim twee uur in beslag nemende concert over het algemeen muisstil was maakte de zegen compleet. Overigens vind ik dan nog wel dat een printer (!) niet twee (!) keer een concert mag verstoren, maar dan ben ik vast weer ouderwets.

Hier fragmenten uit Ten Holts werk.