
Een oud-student schreef in 1947: 'Om gefotografeerd te kunnen worden moest eerst Kiek door groot lawaai uit de slaap worden gewekt: bonzen op zijn deur en schreeuwen, vaak met onheuse uitdrukkingen en scheldwoorden. [...] Dan verscheen de grote man, op gebloemde pantoffels en gekleed in een sjamberloek en nam hij, al pruttelend en zachtjes terugscheldend, het gezelschap mee naar het plaatsje achter zijn huis. [...] Hij peilde de duisternis en deelde mee, hoeveel tellen de opname zou duren. Waren het honderd tellen, dan liet soms een grappenmaker zich kieken met twee hoofden: vijftig tellen het hoofd op de rechterschouder, vijftig tellen op de linker [...] Als Kiek soms, wegens het grote rumoer, niet kon beginnen, uitte hij de klassiek geworden wanhoopskreet: "Heren, heren, de kunst moet voortgang hebben." '
Wanneer het te druk werd haalde hij een ophaalbruggetje over de gracht omhoog, zodat mensen z'n werkplaats niet meer in konden.