
Rachmaninoff gaf aan de laatstgenoemde een paar dagen voor het concert te kennen dat hij er niets van snapte. Hij had het werk op zijn landgoed in Zwitserland op papier gezet en het was mooi geworden, hij had het aan de piano ingestudeerd en het had prachtig geklonken, maar nu, met die première in het vooruitzicht, ging het allemaal mis. Wat hem het meest stoorde was de laatste variatie, de vierentwintigste. Daar zat een aantal akkoordensprongen in dat hem bloednerveus maakte wanneer hij eraan dacht ze voor een publiek te moeten uitvoeren.
Maar op het moment dat hij zijn zorgen kenbaar maakte kwam er een ober binnen, met een verzameling drank. Rachmaninoff was geheelonthouder en zwaaide hem weg, maar Moiseiwitsch verzekerde hem dat een glas Crème de Menthe-likeur het wondermiddel was voor akkoordensprongen. De componist vroeg zijn vriend in alle ernst of hij het meende, werd opnieuw op het hart gedrukt dat niets hem in deze situatie beter kon helpen, en schonk zichzelf een vorstelijk glas in. Het viel vervolgens ooggetuigen op dat op de avond van het concert hij precies hetzelfde deed. Toen daarna het stuk met overweldigend succes in première ging, moet hij bij alle volgende uitvoeringen van het stuk niet eerder achter de concertvleugel zijn gaan zitten dan dat hij een glas Crème de Menthe achterover had geslagen. In de partituur die Moiseiwitsch van het stuk ontving, stond er op de laatste pagina's dan ook niet voor niets in Rachmaninoffs handschrift bijgeschreven: 'Crème de Menthe-variatie'.