maandag 27 april 2009

Dvořák in een jappenkamp

Het werd toch maandag.

In Berlijn spraken we over muziek en leerden we meer over de nasleep van de oorlogen. De overlap kwam toen het gespreksonderwerp Dvořáks Negende Symfonie 'Uit de Nieuwe Wereld' werd.

In het jappenkamp Palembang werden de overlevers van de invasie van Sumatra gevangen gehouden, die kort na de aanval op Pearl Harbor had plaatsgevonden. Het waren Nederlandse, Britse en Australische vrouwen. Hoe het verblijf in die kampen was weten we. Een mensonterende behandeling, veel tropische ziektes en zulk slecht eten dat het Rode Kruis er voedsel heen stuurde dat in eerste instantie bedoeld was voor burgers in oorlogsgebieden.

Maar er was een heel klein lichtpuntje: er was altijd nog muziek. Er kon altijd nog gezongen worden. Margaret Dryburgh was een Presbyteriaans missionaris die de hoop van haar medegevangenen wat kon sterken: blijkbaar had ze een uitstekend muzikaal geheugen en was ze hierdoor in staat de muziek die ze kende, en die eigenlijk voor orkest bedoeld was, te arrangeren voor een (meertalig, maar dat gaf dus niet meer) vrouwenkoor. In 1944 en 1945 gaf ze met wie mee wilde zingen meerdere concerten, voor de rest van het kamp. In die tijd stierf tevens de helft van de zangers. Dryburgh arrangeerde ruim dertig werken op originele en ontroerende manier. Van Händel, Mozart en Beethoven tot Grieg.

Een sopraan nam na haar bevrijding de muziek mee naar Amerika en het kwam tot een opname door een professioneel koor. Met werken als Dvořáks Largo kun je je iets voorstellen bij wat voor een kracht de gevangenen moeten hebben geput uit de concerten.